WETGEVING OVER GELUIDHINDER, LUCHTKWALITEIT EN NATUUR

 

Onder deze rubriek vind u gegevens over:

 

Geluidwetgeving

  In hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer staan de regels voor geluid langs rijkswegen vastgelegd.

Lees hier de actuele tekst van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer over geluid langs rijkswegen

Lees hier een informele tekst, opgesteld door swungspecialisten, door samenvoegen van de kamerstukken 32 252 nr. A, 32 625 nr. A en 32844, nr. B.  over hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer

 

Wet milieubeheer

Met de Wet milieubeheer is geregeld wat de maximale geluidbelasting op bijvoorbeeld gevels van woningen langs rijkswegen mag zijn. Ook worden zogenoemde geluidproductieplafonds geintroduceerd. Deze plafonds stellen een grens aan de geluidproductie van rijkswegen. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet milieubeheer en zorgt er zo voor dat het geluid van rijkswegen niet onbeheerst kan groeien.

Geluidproductieplafonds

Hoe hoog het geluidniveau langs een rijksweg mag zijn, hangt af van de locatie. Aan beide kanten van de rijkswegen zijn ongeveer 60.000 referentiepunten ingesteld. Dat zijn geen fysieke punten waar we geluid meten, maar virtuele punten in een digitaal rekenmodel. Voor ieder punt is een maximaal toegestane geluidproductie berekend. Dit maximum noemen we het geluidproductieplafond of GPP. De referentiepunten liggen steeds op 50 m afstand van de weg, op 4 m hoogte en 100 m uit elkaar.

Geluid infographic 1280x640
Ieder referentiepunt heeft een eigen geluidproductieplafond.
Passende bij de verkeerssituatie ter plaatse, heeft ieder referentiepunt zijn eigen geluidproductieplafond. Factoren die van invloed zijn op de hoogte van het geluidproductieplafond zijn verkeersdrukte, of er wel of niet geluidschermen- of wallen staan en hoe hard het verkeer er rijdt. De hoogte van alle geluidproductieplafonds zijn te zien in het Geluidregister.

Geluid op de gevel van woningen

Het geluid van rijkswegen komt terecht op de gevel van woningen die langs de weg staan. De hoeveelheid geluid die op de woningen terecht komt, mag volgens de wet niet boven 50 dB uitkomen. 50dB is de voorkeurswaarde. De maximale geluidnorm voor op de gevel van woningen is 65 dB. Een toename van de geluidbelasting boven de 65 dB is alleen mogelijk als de minister van Infrastructuur en Milieu dat uitdrukkelijk toestaat. De geluidnormen liggen dus doorgaans steeds tussen de 50 dB en de 65 dB. Dit komt omdat de wet verschillende geluidnormen kent voor verschillende situaties. Zo zijn er normen voor geluid op woningen bij het onderhouden en het wijzigen van bestaande wegen. En normen bij de aanleg van een nieuwe weg.

Geluidsanering

De wet kent ook normen voor geluidsanering van bestaande geluidknelpunten langs rijkswegen. Met geluidknelpunten bedoelen we woningen waar het geluidniveau hoger is dan de wettelijke bepaalde geluidnorm. Rijkswaterstaat is gestart met een onderzoek om deze knelpunten aan te pakken. Daar waar de geluidnorm wordt overschreden, stellen we maatregelen voor.

Meer over geluidsanering

Op 20 november 2015. heeft de Staats Secretaris I en M een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de noodzaak voor versobering van de maatregelen voor geluidsanering. Zoals je weet zijn er 3 saneringsschermen gepland langs de A28 oost, die geïntegreerd zal worden in de totale scherm. Als de maatregelen die voorgesteld zijn worden uitgevoerd, is er een gevaar dat deze saneringsschermen zullen komen te vervallen. Het brief met bijlage is in totale 97 pagina’s lang. Ik heb getracht een kort samenvatting te maken. De tekst gemarkeerd in geel in de samenvatting is echt van belang. Gemeente Nijkerk moet goed opletten dat de beloofd en gepland saneringsschermen langs de A28 oost wel doorgaan.

Samenvatting van de brief en bijlage die aan de Tweede Kamer zijn gestuurd.

Brief van de Staats Secretaris i en M aan de Tweede Kamer dd.20.11.2015

Bijlage bij bovenstaande brief – kostenraming en verkenning van versoberingsopties

Wet geluidhinder – voor aansluitingen op gemeentelijke of provinciale wegen

Soms verandert Rijkswaterstaat binnen een wegenproject op- en afritten van rijkswegen. Op- en afritten sluiten vaak aan op gemeentelijke of provinciale wegen. Zoals bij iedere aanpassing van de weg moeten we ook bij aansluitingen op gemeentelijke of provinciale wegen rekening houden met verkeersgeluid. Hierbij geldt wel een belangrijk verschil: niet de Wet milieubeheer maar de Wet geluidhinder is dan van toepassing.

Voor meer informatie klik hier

Geluidregister

Het geluidregister is een interactieve kaart waarop u actuele informatie rond referentiepunten en bijbehorende geluidproductieplafonds vindt.

 

Bekijk het geluidregister

 

Gebruikershandleiding geluidregister Hulp nodig bij het bekijken van het geluidregister? Download dan de gebruikershandleiding geluidregister (PDF, 1,28 MB). In dit document vindt u informatie over hoe u de door u gewenste informatie uit de interactieve kaart haalt. En uitleg over de betekenis van de verschillende afkortingen die u daarbij tegenkomt.

Referentiepunten en geluidproductieplafonds

Aan beide kanten van de rijkswegen zijn ongeveer 60.000 referentiepunten ingesteld. Dat zijn geen fysieke punten waar we geluid meten, maar virtuele punten in een digitaal rekenmodel. Voor ieder punt is een maximaal toegestane geluidproductie berekend. Dit maximum noemen we het geluidproductieplafond of GPP. De referentiepunten liggen steeds op 50 m afstand van de weg, op 4 m hoogte en 100 m uit elkaar.

In het geluidregister kunt u al deze referentiepunten terug zien en kijken waar ze precies liggen. Ook staat erbij vermeld wat het geluidproductieplafond voor ieder punt is en op basis van welke gegevens dit plafond is vastgesteld. Verder is te zien of er een geluidscherm of geluidwal bij het referentiepunt ligt.

Geluidloket

Het geluidregister wordt beheerd door het Geluidloket, onderdeel van organisatieonderdeel Water, Verkeer en Leefomgeving van Rijkswaterstaat. Het loket beantwoordt onder andere vragen over geluid en zorgt ervoor dat als een geluidproductieplafond wijzigt, dit wordt verwerkt in het geluidregister. Vragen over geluid en het geluidregister kunt u stellen via het contactformulier geluidregister.

Berekenen in plaats van meten

Rijkswaterstaat berekent hoeveel geluid er op een referentiepunt mag zijn. Waarom berekenen in plaats van meten? Er zijn bijna 60.000 referentiepunten in Nederland en om een goed beeld te krijgen van de hoeveelheid geluid per punt, zouden we dag en nacht moeten meten gedurende een jaar. Dat is praktisch onmogelijk. Bovendien kunnen we op basis van metingen geen goede voorspellingen doen voor de ontwikkeling van het geluid.

Wettelijke rekenmethode

Daarom laten we een computer met behulp van een wettelijke rekenmethode berekeningen maken. Bij de berekeningen wordt rekening gehouden met allerlei factoren die van invloed zijn op het geluid. Bijvoorbeeld het type wegdek, het aantal voertuigen, de rijsnelheid en of er geluidschermen staan.

Controle door het RIVM

Het onafhankelijk Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) doet ieder jaar steekproefsgewijs metingen bij referentiepunten. Dit ter controle van de rekenmethodiek. Op enkele referentiepunten voeren zij permanent controle uit. Wijkt de meting systematisch af van de berekeningen van Rijkswaterstaat? Dan wordt gekeken of de rekenmethodiek aangepast moet worden.

Jaargemiddeld geluidniveau

Het geluidniveau van een rijksweg is nooit constant. Binnen 24 uur wisselen drukke en rustige perioden elkaar af. Ook binnen een jaar is er verschil in veel en weinig verkeer. Ondanks dit gegeven, moet er toch een ‘vast’ gemiddeld geluidniveau zijn, wil je iets kunnen zeggen over geluid langs de rijksweg. Dit doen we met behulp van Lden.

Lden
Lden staat voor level (Engels voor niveau) en day-evening-night. We berekenen Lden door het jaargemiddelde geluidniveau van ieder van die 3 perioden te nemen. Bij geluid in de avond tellen we nog eens 5dB op. Bij het gemiddelde van ’s nachts nog eens 10 dB. Dit komt omdat mensen in die perioden geluidoverlast als hinderlijker ervaren. Van de 3 gemiddelden nemen we vervolgens weer het gemiddelde. Dit noemen we Lden.
Logboek
Eerder werd in juli 2012 gecommuniceerd over een onvolkomenheid in het register. Als gevolg van een invoerfout bij het overnemen van de in het geluidregister opgenomen gegevens over verkeersintensiteiten zijn deze gegevens op de internetpagina verkeerd weergegeven. Deze omissie is inmiddels gecorrigeerd. Zie voor meer informatie de toelichting op het herstel van de rekenfout (PDF, 53,00 KB).Vanaf 1 januari 2013 houden we alle wijzigingen in het register bij in een logboek (PDF, 54,07 KB).
Heeft u vragen over het geluidregister?
Heeft u vragen over het geluidregister of vermoedt u dat er onjuiste gegevens in het geluidregigster staan? Bel dan Rijkswaterstaat via het gratis telefoonnummer 0800-8002. Of vul het contactformulier in. Let wel: het geluidregister legt de maximale toegestane geluidproductie door het verkeer op de rijksweg vast. De daadwerkelijke geluidproductie wordt ieder jaar berekend. Deze informatie is terug te vinden in het nalevingsverslag (PDF, 18,76 MB).
Taken en verantwoordelijkheden Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is vanuit de Wet milieubeheer verplicht de geluidproductie langs rijkswegen te beheersen.

Tot eind 2020 onderzoekt Rijkswaterstaat de bestaande geluidbelasting op woningen langs circa 2/3 van de rijkswegen in ons land. Daar waar de geluidbelasting hoger is dan de wettelijk bepaalde geluidnorm, spreken we van een knelpunt. We stellen dan oplossingen voor. Die beschrijven we in de zogenoemde saneringsplannen.

Referentie: www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wetten-regels-en-vergunningen/geluid-langs-rijkswegen/taken-en-verantwoordelijkheden-rijkswaterstaat.aspx

 

Geluidproductie beheersen

Wanneer we een rijksweg veranderen, onderhouden en aanleggen, houden we altijd in de gaten of het geluid per referentiepunt onder het vastgestelde geluidproductieplafond blijft. Zo voorkomen we dat de geluidbelasting op woningen langs de weg onbeheerst toeneemt. En omwonenden (meer) geluidoverlast ervaren. Jaarlijkse berekeningen Rijkswaterstaat berekent ieder jaar of de geluidproductie per referentiepunt onder het geluidproductieplafond blijft. We kijken hierbij naar alle factoren die een rol spelen bij geluid op de weg, zoals verkeerstoename of wijziging van de maximumsnelheid. Blijkt uit de berekeningen dat het geluid op bepaalde referentiepunten het maximum overschrijdt of dreigt te overschrijden, onderzoeken we maatregelen. Nalevingsverslag De resultaten van de jaarlijkse berekeningen publiceren we in het Nalevingsverslag Geluidproductieplafonds rijkswegen. Dit nalevingsverslag biedt Rijkswaterstaat ieder jaar vanaf 2014 op 1 oktober aan, aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Daarna wordt het verslag openbaar gemaakt.

Nalevingsverslagen

 

Wetgeving geeft geen betrouwbaar weergaaf van de werkelijkheid
  •      De berekening van het geluids niveau is niet nauwkeurig en kan van de praktijk behoorlijk afwijken. Slechts drie factoren worden (correct) meegenomen in de berekeningen, namelijk:
  • Verkeersvolume
  • Snelheid
  • Verkeerssamenstelling (aantal autos, vrachtautos)

terwijl het geluid dat wij horen wordt óók bepaald wordt door:

  • Bandtypen, bandenprofiel en onderhoudsniveau van de voertuigen
  • Het type weg, type asfalt, nat of droog, slijtage, scheurvorming, spoorvorming.
  • Weerscondities – wind en vochtigheid
  • Reflectie/absorptie van schermen en gebouwen (alleen het gemiddelde voor alle frequentiebanden wordt gebruikt in berekeningen terwijl de lage frequentie banden  veel meer geluidshinder geven en nauwelijks of heel gedeeltelijk geabsorbeerd worden)
  • Frequentie van het geluid. (Lage frequenties van vrachtautos worden slecht geabsorbeerd, dragen veel verder en zijn daardoor op grotere afstanden te horen.

Metingen zijn uiteraard van groot belang bij de bepaling van de geluidhinder. Je kunt nl rekenen wat je wilt maar uiteindelijk kan alleen door een meting worden vastgesteld wat de geluidsproductie is.

  • Aan de westzijde van de A28, met een heersende westenwind op een afstand van 400 meter van de snelweg is er een verschil van ruim 10dB t.o.v. windstille condities.
  • De berekeningen zijn gemiddelde getallen en de werkelijkheid is vaak veel hoger overdag en tijdens de spitsuren dan drie uur ‘s nachts.
  • Cumulatie van toenemende geluidsbelasting. Volgens de Wet Geluidhinder, is er alleen sprake van een reconstructie of een nieuwe situatie als er op of aan de weg wordt gewerkt waardoor de geluidbelasting van een woning met 2 dB of meer toeneemt tussen de geluidbelasting één jaar voor de reconstructie en minimaal 10 jaar na het uitvoeren van de reconstructie, waarbij de te verwachten ontwikkeling van de verkeersintensiteiten naar de toekomst moet worden meegenomen. Elke wijziging wordt afzonderlijk beoordeeld en als het minder dan 2dB extra geluidsbelasting oplevert ten opzicht van de voorgaande wijziging of situatie hoeven er geen maatregelen genomen te worden. Deze situatie is gedeeltelijk opgelost door de recente introductie van geluidsproductieplafonds.
  • Cumulatie van geluid van verschillende bronnen De cumulatie van geluid van b.v. de snelweg, locale wegen en spoorweg worden niet berekend. Het geluid van elke bron wordt afzondelijk beoordeeld. Helaas ons oor kan dat niet doen, en dit hoort alle geluiden van alle bronen tegelijkertijd.
  • De geluidsbelasting wordt berekend aan de gevel van woningen. Als de geluidsbelasting te hoog is wordt voorgesteld om de woning te saneren. De huidige wet negeert het feit dat veel mensen wel eens rustig buiten willen kunnen zitten. Zij hebben vaak een tuin waarvan zij willen genieten, of, in het geval van Hoevelaken is er een,  natuurgebied (Het Hoevelakense Bos) waar veel mensen wandelen en fietsen. De maatregelen, voor zover nodig, zouden moeten zorgen voor een minimale geluidsbelasting zowel binnen als buiten een woning. Gevelisolatie alléén is geen oplossing.
  • Er is discriminatie tussen nieuwbouw en bestaande woningen. De grenswaarde voor nieuwbouw is veel lager dan de grenswaarde voor bestaande woningen.

Zin en doel van de wet 

Het doel van de wet is  ‘te voorkomen dat nieuwe geluidsknelpunten ontstaan’ en ‘ te voorkomen dat bij reconstructie van wegen de geluidhinder toeneemt’. Door het toenemende verkeer vanuit Vathorst en het eenzijdige geluidsscherm daar is er een nieuwe geluidsknelpunt ontstaan en is de geluidhinder  duidelijk toegenomen. Metingen tonen aan dat de toename meer dan 2dB is.

Er wordt beoordeeld naar de letter van de wet en niet naar de zin van de wet. Het geluidsscherm heeft bijvoorbeeld door de reflectie van vooral lage geluidsfrequenties een grotere geluidsbelasting veroorzaakt aan de oostkant van de A28. Volgens berekening uitgevoerd in opdracht van Amersfoort zou dit niet meer dan 2dB zijn dus was het volgens Amersfoort niet nodig om maatregelen te nemen.

Zie ook: Handreiking meting geluidhinder wegverkeer RIVM rapport

Knooppunt Hoevelaken als test case voor SWUNG

Hier kunt u lezen hoe SWUNG NIET werkt bij Knooppunt Hoevelaken

Petitie Hoevelaken voor leden Tweede Kamer

Petitie aanbieding aan Vaste Commissie I & M van de Tweede Kamer.

SHB&L heeft op 2 april 2013, namens de inwoners van Hoevelaken en Holkerveen, aan de Vaste Commissie I & M van de Tweede Kamer een petitie aanbieden.

De petitie betreft:

De uitvoering van de Wet Milieubeheer Hoofdstuk 11 Geluidsoverlast (SWUNG1) en onze ervaring over hoe deze wordt toegepast in de Planstudie Knooppunt Hoevelaken.

We willen graag bereiken dat de wet gewijzigd wordt zodat:

  • de wet voldoet aan de doelstelling zoals beschreven in de Memorie van Toelichting op SWUNG 1;
  • de ongelijkheid in geluidsoverlast die ontstaan is in het verleden en welke nog verergerd wordt door de huidige formuleringen in de wet wordt gecorrigeerd;
  • het begrip ‘ondoelmatigheid’ zoals beschreven in de wet opnieuw wordt geformuleerd zodat daaruit geen ongelijke situaties ontstaan;
  • de zeer ongezonde leefomgeving die wordt veroorzaakt door de te grote geluidsoverlast reëel wordt bestreden.
SHB&L wint de Gouden Decibel Award – september 2013

De stichting heeft geconstateerd dat de nieuwe Wet Milieu Beheer Hoofdstuk 11 Geluidhinder (SWUNG 1), ondanks de verbetering die de wet biedt, toch nog ernstige tekortkomingen heeft. Daar kwam ze achter, toen ze zich verdiepte in de geluidsproblemen, die de verbreding van de A28 met zich mee zal brengen. Daarom heeft de Stichting een voorstel aan de Minister voorgelegd, dat kosten neutraal is en een begin maakt met de verlaging van de meeste schijnende gevallen van geluidhinder en dat de ongelijkheid tussen hoog- en laag- belaste situaties zal verminderen. De A28 is daar een mooi voorbeeld van.

Hieronder vindt u de inzending van de Stichting Hoevelaken Bereikbaar & Leefbaar voor een Wetswijziging voor rechtvaardige bescherming tegen geluidsoverlast

Lees verder

Wijziging Wgh bij Invoering geluidproductieplafonds – 1 juli 2012 in werking

Lees hier de voorstellen, besluiten en memoire van toelichting voor het wet SWUNG 1 – hoofdstuk 11 wet milieu beheer. 

Wet geving Luchtkwaliteit – Wet Milieubeheer

Hieronder kunt u informatie vinden over de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteit)

WET MILIEUBEHEER

De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet. De wet bepaalt welke (wettelijk) gereedschap kan worden ingezet om het milieu te beschermen. De belangrijkste instrumenten zijn milieuplannen en -programma’s, milieukwaliteitseisen, vergun­ningen, algemene regels en handhaving. Ook bevat de wet de regels voor financiële instrumenten, zoals heffingen, bijdragen en schadevergoedingen’.

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit’.

Op 12 maart 2009 is de Wet milieubeheer gewijzigd (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen)

‘De Europese norm, het NSL, de saneringsopgave en het ‘verwachte’ effect

In Nederland gelden Europese normen voor de luchtkwaliteit. De normen stellen een grens aan de hoeveelheid vervuilende stof in de lucht, de concentratie. In Nederland komen normoverschrijdingen voor van de stoffen stikstofoxiden (NO2) en fijn stof (PM10). Nederland heeft uitstel gekregen voor het moment dat overal in Nederland moet worden voldaan aan deze normen. Nederland moet nu voor PM10 medio 2011 en voor NOin 2015 aan de normen voldoen.

Dit uitstel heeft Nederland gekregen op basis van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)3. Dit programma omvat alle maatregelen die nodig zijn om de komende jaren aan de nog bestaande saneringsopgave te voldoen. De saneringsopgave is de hoeveelheid verontreiniging (uitgedrukt in concentraties) dat ten opzichte van de norm te veel in de lucht zit. Op locaties waar de saneringsopgave niet groter is dan 5% van de verkeersbijdrage in de concentratie is Dynamisch VerkeersManagement (DVM) als één van de kansrijke maatregelen aangewezen om concentraties van vervuilende stoffen terug te dringen.’ Quote from http://www.ipluchtkwaliteit.nl/data/Toepassingsadvies%20DVM%20definitief.pdf

De belangrijkste eisen met betrekking tot verkeer op de weg zijn voor stikstofoxiden (NO2) en fijn stof (PM10).

Grenswaarden, plandrempels en alarmdrempel voor stikstofdioxide (Zij bijlage 2 in Wetmilieubeheer) Voorschrijft 2.1

  • 1. Voor stikstofdioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:
    • a. 200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en
    • b. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.
  • 2. Het eerste lid, onder a, is met ingang van 1 januari 2010 van toepassing bij wegen waarvan ten minste 40 000 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken.

Voorschrift 2.1a

In afwijking van voorschrift 2.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor uitstel krachtens artikel 22, eerste lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, tot een bij die maatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 1 januari 2015, voor stikstofdioxide de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

 a. 300 microgram per m3, gedefinieerd als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

b. 60 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10); plandrempel, richtwaarden, grenswaarde en blootstellingsconcentratieverplichting voor zwevende deeltjes (PM2,5) (Zij bijlage 2 in Wetmilieubeheer) Voorschrift 4.1

Voor zwevende deeltjes (PM10) gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;
  • b. 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorschrift 4.2

In afwijking van voorschrift 4.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor vrijstelling krachtens artikel 22, tweede lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, tot een bij die maatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 11 juni 2011, voor zwevende deeltjes (PM10) de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a. 48 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie, en
  • b. 75 microgram per m3, gedefinieerd als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorschrift 4.3

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt:

25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Voorschrift 4.4

  • 1. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 de volgende grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.
  • 2. Tot 1 januari 2015 blijft het eerste lid buiten toepassing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, ongeacht of de desbetreffende uitoefening of toepassing ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben.

Voorschrift 4.5

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt tot 1 januari 2015 de volgende plandrempel voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie:

in 2008, 25 microgram per m3, verhoogd met 20%, welk percentage op de daaropvolgende eerste januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages wordt verminderd tot 0% op 1 januari 2015.

Voorschrift 4.6

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellingsconcentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

Voorschrift 4.7

  • a. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt de volgende richtwaarde inzake vermindering van de blootstelling van de mens die met ingang van 1 januari 2020 voor zover mogelijk moet worden bereikt:

a. indien de gemiddelde blootstellingsindex in 2010 bedraagt: een vermindering van de blootstelling ten opzichte van 2010 met:

  • 8,5 μg/m3 of minder:  0%
  • 8,5 μg/m3 of meer maar niet meer dan 13 μg/m3:  10%
  • 13 μg/m3 of meer maar niet meer dan 18 μg/m3: 15%
  • 18 μg/m3 of meer maar niet meer dan 22 μg/m3: 20%

b. indien de gemiddelde blootstellingsindex in 2010 meer bedraagt dan 22 μg/m3: een waarde van 18 μg/m3 voor de gemiddelde blootstellingsindex

Programma Slimme en Gezonde Stad werkt aan kwaliteit leefomgeving
Steeds meer mensen wonen in de stad. De Rijksoverheid vindt het belangrijk dat inwoners van steden gezond kunnen wonen, werken en ontspannen. Hierbij horen onder andere een betere luchtkwaliteit, weinig geluidsoverlast en een slimme en gezonde inrichting van de stad. Een betere kwaliteit van de leefomgeving draagt bij aan een goede concurrentiepositie. Het programma Slimme en Gezonde Stad (SGS) werkt met andere partijen aan een gezonde leefomgeving in steden.

Modernisering Milieubeleid

Gezondheid staat centraal in de aanpak van Modernisering Milieubeleid. Het programma SGS is een belangrijk project binnen deze aanpak. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) werkt hierin samen met gemeenten, kennisinstellingen en binnenkort ook met bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Verbeteren kwaliteit van de leefomgeving in steden

Schonere lucht en minder geluidshinder in de steden zijn positief voor de gezondheid van mensen in steden. Schoner verkeer en vervoer helpen een stad gezonder te maken, zoals fietsen, elektrische auto’s en scooters. Kennis over luchtkwaliteit (fijn stof), geluid en verkeer en vervoer ondersteunt overheden en andere partijen maatregelen te nemen die de leefomgeving in de stad verbeteren. Het programma SGS wil hieraan bijdragen.

Actiepunten programma Slimme en Gezonde Stad

Het programma SGS richt zich eerst op beleidsmakers van gemeenten en later ook op andere partijen. Wat zijn de belangrijkste ambities van gemeenten? De actiepunten van het programma zijn:

  • Gesprekken met een aantal steden: welke afspraken kan het ministerie van IenM met de steden maken om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren?
  • Verkennen wat nodig is in toekomstig beleid voor de kwaliteit van de leefomgeving.
  • Netwerk opzetten voor Slimme en Gezonde Stad: kennis uitwisselen en verder ontwikkelen en goede voorbeelden delen.
  • Een innovatie-challenge: oproep voor nieuwe ideeën voor een gezonde leefomgeving in steden.

Eindhoven werkt aan een Slimme en Gezonde Stad

Gemeente Eindhoven heeft als eerste stad afspraken gemaakt om de stad slimmer en gezonder te maken (met het Directoraat generaal Milieubeheer en Internationaal en Rijkswaterstaat). Een voorbeeld van een afspraak is het toetsen van een nieuwe milieugezondheidsrisicoindicator. Dit instrument brengt het risico op gezondheidseffecten door milieufactoren op lokaal niveau in beeld. Gemeenten kunnen hiermee goede keuzes maken over maatregelen om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. Ook vindt onderzoek plaats naar het doorlopend meten van luchtkwaliteit en de invloed hiervan op gedrag.

Wat biedt het programma?

  • Beschikbaar stellen van kennis en kunde door kennisinstituten;
  • Organiseren van de mogelijkheid voor een aantal steden om onderzoek bij de universiteit van Utrecht te laten uitvoeren. Gemeenten stellen een onderzoeksvraag op. Het ministerie van IenM betaalt na goedkeuring de onderzoekskosten;
  • Stimuleren van schoon transport in steden, zoals via een green deal zero-emissie stadsdistributie;
  • Stimuleren van slimme fiets- en laadinfrastructuur en van schoon vervoer, zoals waterstofbussen en elektrische voertuigen;
  • Kennis uit metingen van luchtkwaliteit gebruiken.

Referentie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/luchtkwaliteit/inhoud/slimme-en-gezonde-stad

Referenties over wet luchtkwaliteitseisen

Beleid / wet- en regelgeving voor Natuur

Europees

Vogel- en habitatrichtlijn

Na de Vogelrichtlijn (1979) is de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. Sindsdien worden ze vaak de Vogel- en Habitatrichtlijn genoemd. De Vogelrichtlijn is op de bescherming en het behoud van vogels gericht. De

Habitatrichtlijn is op het behoud en beschermen van belangrijke habitattypen en kenmerkende en bijzondere soorten gericht. De richtlijnen zijn in de Nederlandse wetgeving in de Flora- en faunawet (bescherming van soorten) en de Natuurbeschermingswet 1998 (bescherming van gebieden) geïmplementeerd.

Nationaal

De nationale natuurwetgeving is voor een belangrijk deel gebaseerd op internationale afspraken over natuurbescherming. Voorbeelden daarvan zijn de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn, die zowel soorten als leefgebieden van dieren en planten beschermen. Deze EG-richtlijnen zijn in de Nederlandse wetgeving verankerd in de Flora- en Faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming). Aantasting van deze ‘Europese’ (leef)gebieden is niet toegestaan, tenzij er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Hieraan zijn strikte voorwaarden verbonden.

Natuurbeschermingswet 1998

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd door de Natuurbeschermingswet 1968 aan te passen. In oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. De wet richt zich op het beschermen van gebieden, en de soorten die voor deze gebieden aangewezen zijn. Ook voor projecten die buiten deze gebieden plaatsvinden, moet worden gekeken of er sprake is van externe werking. Voor het toetsen van effecten zijn de instandhoudingsdoelen van de verschillende aangewezen habitattypen en soorten van de Natura 2000-gebieden van belang. Voor de Beschermde Natuurmonumenten zijn de aanwijzingsbesluiten van belang. In het geval een gebied zowel Natura 2000-gebied als Beschermd Natuurmonument is, dan geldt de status van Natura 2000-gebied.

Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.Ten aanzien van de verbodsbepalingen is er een ontheffingregeling van toepassing, waarbij voor verschillende categorieën beschermde soorten verschillende beschermingsregimes c.q. vrijstellingen gelden:

  • Tabel 1 soorten; voor deze soorten bestaat geen ontheffingsplicht, hoewel er vanuit de algemene zorgplicht (artikel 2 FFW) wel maatregelen moeten worden genomen om schade te minimaliseren;
  • Tabel 2 soorten; bij schade of negatieve invloeden is een ontheffing nodig. Hiervoor wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’. Aanvragen van een ontheffing is niet nodig wanneer er wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode;
  • De groep ‘vogels’ heeft een afwijkend beschermingsregime door de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn. Broedende vogels mogen nooit worden verstoord, hier is ook geen ontheffing voor aan te vragen. Er zijn ook broedplaatsen die als ‘vaste broedplaats’ fungeren, deze plaatsen zijn jaarrond beschermd.
  • Tabel 3 soorten zijn het zwaarst beschermd; ook voor deze groep is bij schade of negatieve invloed een ontheffing nodig. Een ontheffingsaanvraag wordt aan drie aspecten (zogenaamde zware toets) getoetst: is er sprake van een bij de wet genoemd belang, is er geen alternatief en wordt er geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort gedaan? Indien er verbodsbepalingen worden overtreden, moet hiervoor ontheffing worden aangevraagd bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV.
Boswet

De Boswet beoogt het Nederlandse bosareaal en houtopstanden in stand te houden. Deze wet verplicht daarom tot het herplanten van bomen en struiken in geval deze voor uitvoering van een project moeten worden verwijderd.

Overig

In zowel de Nota Ruimte als de Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw (NBL21) is het streven vastgelegd waardevolle gebieden, objecten en plant- en diersoorten te behouden en te ontwikkelen en aantasting (verdroging, verzuring, verstoring, verontreiniging en versnippering) ervan tegen te gaan. In de Nota Ruimte is een ruimtelijke hoofdstructuur aangeduid die bestaat uit onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, verbonden door verbindingszones.

Vanwege het belang van goede verbindingen tussen natuurgebieden is in de Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw aanvullend beleid geformuleerd in de vorm van forse ecologische verbindingszones. Deze verbindingen zijn essentieel voor een goed functioneren van de Ecologische Hoofdstructuur. Verzachtende maatregelen moeten aantasting van die structuur zo veel mogelijk voorkomen. Compensatie voor vernietigde natuur is verplicht volgens het compensatiebeginsel.

Voor rijksinfrastructuur geldt verder het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO), waarmee de knelpunten met bestaande en toekomstige natuurwaarden binnen de EHS worden opgelost.

 


RWS heeft een samenwerkingsovereenkomst in het kader van de Boswet. Deze wijkt op enkele essentiële punten af van de boswet.

Terug naar boven